staat voor- en vroegschoolse Educatie en is een onderdeel van het onderwijsachterstanden beleid. In Nederland wordt VVE sinds 2000 ingezet voor kinderen. De doelstelling van een voorschoolse educatie is het vroegtijdig opsporen en het voorkomen van taal- en onderwijsachterstanden. Deze kinderen worden ook wel ‘doelgroepkinderen’ genoemd. Zo nodig wordt dit aangepakt en met ouders erover gepraat. Bij een peuterspeelzaal of een kinderopvang wordt dit op een spelenderwijs uitgevoerd. Deze kinderen kunnen na de voorschoolse educatie een goed begin maken op de basisschool.
Wellicht heeft niet elke huis een gunstige thuisomgeving. Bij een ongunstige thuisomgeving kan de peuter negatief beïnvloed. Voorschoolse educatie is bestemd voor peuters van 2,5 tot 4-jarige. Per gemeente kunnen de doelgroepen die voor een voorschoolse educatie in aanmerking komen verschillen. De gemeenten zijn aansprakelijk voor het uitvoeren van het programma over de voor- en vroegschoolse educatie. Tevens bepalen de gemeenten welke kinderen in aanmerking komen voor de VVE. Meestal krijgen kinderen met een achterstand in de sociale ontwikkeling of een taalachterstand voorrang. Het consultatiebureau screent alle kinderen vanaf 18 maanden. Via het consultatiebureau krijgen die kinderen meestal een indicatie hiervoor.
Wanneer het consultatiebureau het nodig vindt om naar een peuterspeelzaal te gaan zal door de pedagogisch werkers een plan van aanpak gemaakt worden voor de peuter. De pedagogisch werkers in de peuterspeelzalen én leidsters in de onderbouw van het latere basisonderwijs zullen de peuter hierbij ondersteunen.
Het is voor de ouder en de peuter belangrijk, dat eventuele achterstanden tijdig gesignaleerd wordt. Wanneer er op jonge leeftijd de opgelopen achter niet is signaleert zal het later voor de peuter moeilijker zijn om weg te werken. Spelenderwijze ontwikkelingsstimulering blijft op de peuterspeelzalen op de eerste plaats. De peuterspeelzalen biedt voor het zorgkind, door extra dagdelen in te plannen die gedeeltelijk gefinancierd zullen worden door de gemeenten.
VVE- professionals zullen de verschillende VVE-programma’s ontwikkelen om de kinderen te kunnen stimuleren. VVE- professionals zijn goed opgeleide mensen die goed kunnen werken met jonge kinderen. De VVE-professionals beheersen de vaardigheden en kennis om doelgroepkinderen op verschillende onderdelen, zoals de motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling. Rijke speel-leeromgeving creëren is erg belangrijk om de kinderen uit te dagen om te gaan spelen. Bij de ontwikkeling van kinderen wordt het spel gezien als de motor. De verschillende ontwikkelingsgebieden worden hierbij gecombineerd met elkaar, oftewel door het spelenderwijze worden de kinderen gemotiveerd. De ontwikkelingen worden gestimuleerd, zoals “doen, praten en bewegen” op de taal-/ spraak -, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling. Bij kinderen van 26 maanden worden observatielijsten toegepast. De observatielijsten krijgt ieder kind. De drie momenten voor observeren zijn met 32, 38 en 44 maanden. De lijsten worden samen met de ouders besproken
Zo Doe Ik: de sociaal-emotionele ontwikkeling
Zo Beweeg Ik: de motorische ontwikkeling
Zo Praat Ik: de spraak-/taalontwikkeling